Niet meer zijn maar ook niet minder
dan wandelen met de hond op het strand
het zand voelen wijken onder de voeten
de koude noordenwind op het gezicht
Gemis leidt tot bijna niets dan herinnering
van wat en wie eens was nog steeds is
De hond hijgt aan mijn voeten en likt
de koude hand kijkend, luisterend
In de lucht zingen in koor de meeuwen
Tussen de oren weerklinken de woorden
als vanzelf in accoorden van een lied
over ontstaan en alsmaar verder gaan