Lentetijd, gij gele knol, opvallend, warm en zo smaak vol
Leeft ge passie en vol lof, van eigen schoonheid staat ge bol
Ieder jaar wederkerig, onderwerp van hoop of geloof,
Getuige die laatst aan tafel, vol onschuld schoof
Halsreikend, uitkijkend naar het moment dat ge kwam
Ontoereikend, uitreikend, toen ge me in u kelken nam
Gij trots van jacht, pronkend statig rijke macht
Groeit gij jaar na jaar, stiekem twijfelend over nacht
Ondanks ‘t streven naar perfectie, als portie van famile
Mooi en statig, blijft ie knolgewas, grote witte lelie
Verbaal sterk diploma-tiek, graag gezien in ieder portiek
Kijkt gij trots in dien reflectie, mensgericht doch ludiek
Want menig dier hebt gij versierd, als bronstig paard
Meerderen, zoals den ezel gestoot, met pijn gepaard
Ook als gij vertelt, mikt en bloeit op ego of verhalen
Die fraaiheid kunt g’alleen op geld of geluk vertalen
Zoals gij ’t zonlicht pakt rechtmatig met smaak en charme
Zo menig zwak hart dat voor u viel en vocht, ocharme
Leven van mest en anders bloei, allergisch aan de sleur
Ander’s keuzes en twijfels, niet goed genoeg voor ‘t interieur
Schoonogend, staat veld er vol van, kunstig en vol zwier
maar met schoon -of tijdelijkheid, niet in elk’s pand of dossier
Narke, wordt ge genoemd, bedwelmd met geur en zicht
Ondanks, aplombl zekerheid toch wat ongeloof aangericht
Met schoon trompet, op uw zwetend glimmend ros
Als Griekse god, stampt gij er menig dupe maar op los
Slaap zacht, gij snoepend, schoon narcis,
Geen ochtendding, noch ochtendmis
Tot wanneer ik droom van narcisuss
Dat ‘t giftig was als Judaskus
Auteur: Davy Ghysels | ||
Gecontroleerd door: christina | ||
Gepubliceerd op: 08 juni 2023 | ||
Thema's: |