er staan bloemen in een rotsachtige tuin
waar een krant opwaait van gemarmerd steen
ik rangschik de verzameling uit het veen
niet alles wat lelijk lijkt hoort bij het puin
de dode takjes leg ik naast de grijze bak
zie weer tekenen van trots en schoonheid
verderop pikt een koolmeesje vol vlijt
een aantal besje op van een vuilniszak
de tuin ligt als een mozaïek in de stad
waar de torens hun gezichten sluieren
en zichzelf bekijken in verduisterd glas
ik hou van de roos, het marmer het vat
het plekje waar we zomers luieren
naast mij liggen bosjes gebroken vlas