het gelaat van de oude man is tanig
hij kent nog de jaren van de mijnen plicht
in een schep vasthouden kreeg hij onderricht
wat het doen betreft, bleef hij onderdanig
staal op steen klonk als idyllische muziek
en sleep traag de ongepolijste randen
het leed van eerder weefde in zijn handen
de jaren waren zichtbaar in zijn tuniek
zijn ruwe huid was als uitgedroogd leer
toch hoorde je hem niet alsmaar klagen
de mijn was zijn allerbeste zelfportret
het niet uitbetalen bleef een oude zweer
een smalle gang kon hem niet meer uitdagen
roestige klanken bezorgden nog wat pret