Er waren eens drie zonnebloemen. Ze stonden vlak bij elkaar, maar waren niet even groot. De rechtse was het grootst, de linkse, die was iets kleiner en in het midden stond de kleinste zonnebloem. Ze maakten wel eens het grapje dat ze net een vader, moeder en een kind waren. Dat was nog in de goede tijd, toen ze pas geplant waren. Later, toen de middelste zonnebloem de kleinste bleef en zijn buren steeds groter werden, kwam er ruzie. De kleinste was kwaad, omdat hij de kleinste was, de rechtse, de grootste, had het hoog in zijn bol en daar had de linkse het weer moeilijk mee.
Ze waren alle drie mooi, ze hadden een mooie gele kleur. Ze draaiden mee met de zon om elk zonnestraaltje te benutten, maar toch waren ze niet tevreden. De mensen bewonderden hun mooie kleur en lengte, maar vroegen zich wel af waarom de middelste zonnebloem zo klein was.
‘Zie je wel,’ siste de kleinste tegen zijn buren, ‘de mensen vinden het ook raar, dat ik zo klein ben.’
‘Maak je niet zo druk, ze vinden je toch mooi?’
‘Maar ik wil groot zijn,’ dreinde de kleinste.
‘Misschien gebeurt dat nog wel eens, je moet geduld hebben.’
Zo ging dat elke dag door. De twee grote zonnebloemen werden groter en groter, de kleinste werd ook groter, maar bleef de kleinste.
‘Het is jullie schuld, dat ik zo klein blijf,’ zeurde de middelste, ‘jullie nemen alle zon van mij weg en als er water is, krijgen jullie het meeste. Daarom blijf ik zo klein.’
De linkse zonnebloem had commentaar op de rechtse, die steeds dominanter en eigenwijzer werd en te pas en te onpas verkondigde dat hij de mooiste en de grootste was.
Op een dag had de zon genoeg van het geruzie van de zonnebloemen. Ze besloot er een eind aan te maken. De volgende dag waren de drie zonnebloemen veranderd in drie stenen pilaren.
De zonnebloemen keken verbijsterd naar hun veranderde uiterlijk. Ze waren er niet blij mee. De zon legde uit waarom ze veranderd waren in pilaren.
Ze begrepen dat het hun eigen schuld was. Ze waren verdrietig, te verdrietig om ruzie te maken. Als ze naar elkaar keken hadden ze medelijden met elkaar. Na een week hadden ze nog steeds geen ruzie gemaakt. De zon besloot dat ze hun lesje wel geleerd hadden.
De volgende dag waren de pilaren verdwenen en stonden er weer drie zonnebloemen. Hun vreugde was groot en ze hadden inderdaad hun lesje geleerd. Ze maakten nooit meer ruzie en waren tevreden met waar ze stonden en hoe ze eruitzagen.