De kerstkaart
Ze had een prachtige kerstkaart gekregen. Een grote kaart met kersttaferelen. Naast de kerk op het plein stond een grote kerstboom en verderop een stal met mensen en dieren. Het had gesneeuwd en alles was wit.
Ze was deze kerst alleen. Haar man was een paar maanden geleden gestorven, haar kinderen woonden ver weg. Ze hadden wel aangeboden om bij haar te komen of om haar op te halen, maar dat had ze geweigerd. Ze wilde dit jaar alleen zijn met de feestdagen. Ze voelde zich niet feestelijk, ze miste haar man erg. Ze kon het niet opbrengen om bij mensen te zijn en vrolijk te doen. Nu kon ze doen en laten wat ze wilde, huilen wanneer ze dat wilde, naar kerstfilms kijken met een doos tissues erbij. Eten wat en wanneer ze wilde en ze hoefde niet gezellig te doen.
In de kerstnacht keek ze naar een kerstnachtdienst op de televisie. Ze was moe en was in slaap gevallen.
Opeens keek ze verbaasd om zich heen. Wat ze zag herkende ze. Ze stond op het plein van haar kerstkaart! Hoe was dat nu mogelijk?
De lichtjes in de kerstboom brandden, uit de kerk klonk gezang en de os in de stal loeide zacht. Naast de kerstboom stond een meisje dat naar haar toeliep. Ze pakte haar hand en zei lief: ‘Kom je? Ga maar met me mee, we gaan eerst naar de kerk.’
Ze liepen de kerk binnen, waar de mensen haar vriendelijk toeknikten. Ze ging zitten en kreeg een vel papier, waarop de liedjes stonden, die gezongen werden.
Oh, heerlijk, allemaal liedjes, die ze kende uit haar kindertijd. Stille nacht, Nu zijt wellekome, Komt allen tezamen, De herdertjes lagen bij nachte, Ere zij God. Wat was dat lang geleden! Ze zong mee en genoot.
Na de kerkdienst nam het meisje haar weer bij de hand en zei: ‘Nu gaan we naar de stal.’
Ze zag Maria en Jozef en het kindje Jezus in een kribbe. De dieren stonden eromheen. Het meisje en zij gingen op de stoelen zitten, die voor de stal stonden. Naast de stal zat een man, die wachtte tot alle stoelen bezet waren. Toen begon hij met een warme, diepe stem het aloude kerstverhaal voor te lezen. Ze herkende de woorden van vroeger, ze was weer het kind dat ademloos luisterde. Ze zag de herders op het veld en hoorde de engelen zingen. Ze keek naar de drie Wijzen uit het Oosten, die geschenken brachten, goud, wierook en mirre.
Na het kerstverhaal bracht het meisje haar naar de grote kerstboom. In de boom brandden ontelbare lichtjes. Er hingen geen slingers en kerstballen in, maar briefjes. Ze vroeg aan het meisje waarom er alleen maar lampjes en briefjes in de boom hingen. Het meisje vertelde haar dat het een traditie was om op kerstavond een briefje in de boom te hangen met daarop je liefste wens. De volgende dag waren ze allemaal verdwenen. Dan werd de boom versierd met slingers, kerstballen en eigengemaakte versierselen. Iedereen hing dan iets in de boom.
Ze was nieuwsgierig en vroeg wie de briefjes weghaalde en wat ermee gebeurde. Het meisje zei dat niemand wist, wie ze weghaalde. De wensen werden wel of niet vervuld, dat hing ervan af wat er gewenst was. Maar het was al fijn om een wens in de boom te hangen en te hopen dat de wens misschien zou uitkomen.
Het meisje gaf haar een velletje papier en een ballpoint en vroeg of ze haar wens wilde opschrijven en in de boom hangen.
Ze dacht diep na, wat zou ze wensen? Uiteindelijk schreef ze op dat ze graag vrede in haar hart zou willen hebben. Dat ze wilde accepteren dat ze alleen verder moest in een leven dat toch nog zoveel moois had te bieden. Ze wenste dat ze dat moois zou leren zien en dankbaar zou zijn voor alles wat ze nog had.
Ze hing haar briefje in de boom. Om haar heen waren mensen druk aan het schrijven. Er hingen al heel veel briefjes in de boom.
Ze stond er stil naar te kijken. Zoveel wensen…
Na een poosje draaide ze zich om, maar het meisje was verdwenen.
Ze schrok wakker, ze zat in haar kamer in haar eigen stoel. Keek wat verdwaasd om zich heen. Wat een prachtige droom had ze gehad. Ze voelde zich vredig en wat minder verdrietig. Er was nog veel in haar leven om dankbaar voor te zijn. Misschien ging ze wel op een clubje om nieuwe mensen te ontmoeten.
Ze keek naar de kerstkaart, die op de kast stond. Naar het plein met de kerk, de stal en de kerstboom. Telkens als ze naar de kaart keek, beleefde ze haar droom opnieuw. Ze besloot om die kaart daar te laten staan, ook als het geen kerst was. Om haar eraan te herinneren dat er nog veel was om blij over te zijn.