de ijzige kou spreidt weer haar vleugels
graaft naar de wortels van de eik en berk
het landschap oogt mooi en het lege zwerk
al wekenlang heeft zij hen in de teugels
het akkerland benoemt zij in het begin
hij oogt herfstig maar al wel zonder blad
de eerste woorden verschijnen in het klad
ze is nog zoekend naar een goede zin
de berk ziet er nog goed uit zeker de eik
die met zijn robuuste stam naar haar lonkt
en voor even een adempauze inlast
de ijzige kou schrijft verder wanneer ik kijk
naar het fraaie land dat achter mij pronkt
vannacht heeft zij haar naam in hem gekrast