De eekhoorn en de mier
De mier is druk bezig. De eekhoorn ligt lui op het gras naar haar te kijken.
‘Waarom ben je toch zo ijverig?’ vraagt hij aan de mier.
‘O, ik heb zoveel te doen. Ik moet een nieuw nest graven voor mijn kindjes en eten voor ze zoeken. Ik heb een zieke tante, die moet ik ook verzorgen. Nou, dag hoor, ik heb geen tijd om met jou te kletsen.’
En weg is de mier.
Even later komt ze weer voorbij. De eekhoorn ligt nog steeds lui op het gras.
‘Moet jij niet eens wat gaan doen?’ vraagt ze.
‘Nee, hoor. Ik heb veel slaap nodig. Ik heb mijn eten al bij elkaar gescharreld en verstopt voor als ik het nodig heb.'
Hoofdschuddend gaat de mier verder met haar bezigheden, terwijl ze mompelt dat de eekhoorn een lui beest is. Maar ze is ook een beetje jaloers, het lijkt haar ook wel fijn om lekker in het gras te niksen en niet de hele tijd te draven. Ze wil daar toch eens met de eekhoorn over praten.
De volgende keer dat ze weer langs de eekhoorn komt, vraagt de mier:
‘Hoe voelt dat nu, zo’n beetje te liggen?’
‘Heerlijk’, zegt de eekhoorn, ‘want weet je, er is een tijd van werken en een tijd van rusten. Jij gaat steeds maar door en door.’
‘Ik slaap heus wel, hoor, steeds een klein dutje en dan kan ik weer verder.’
‘Je moet toch ook een beetje genieten van je leven,’ zegt de eekhoorn, ‘kom nou eens gezellig een poosje bij mij zitten.’
‘Oké, eventjes dan.’
De mier gaat naast de eekhoorn zitten. Ze schuifelt wat heen en weer, ze is het niet gewend om zomaar even niets te doen.
‘Kijk eens naar die mooie lucht,’ zegt de eekhoorn, ‘als je goed naar de wolken blijft kijken, zie je er allemaal figuren in.’
‘Ik zie het, wat mooi,’ verzucht de mier, ‘dat ga ik toch eens wat vaker doen. Gewoon naar de lucht kijken en even genieten.’
‘Juist, heel goed,’ zegt de eekhoorn tevreden.