er tikt een raaf op het vermolmde hout
hij wil er naar binnen met zijn enig kind
de hagelbuien tartte hem en de wind
die hem plaagde in het donkere woud
verzorging zag hij als een grote wens
want zijn veren zaten niet meer zo strak
soms was hij beter af zonder een pak
en de aandacht van de gehate mens
niemand praatte over de helse vlucht
toen hij triomfeerde in het grijze zwerk
en de hagel kleunde op zijn sterke huid
het leven was voor hem een diepe zucht
die regelmatig schaafde aan zijn werk
er danste veertjes tussen meel en kruid