Valentijnsdag
Zijn kamer was vier deuren
verder dan die van haar.
Ze liep met een rollator,
het lopen viel haar zwaar.
Soms zag hij haar beneden,
in de huiskamer of bij de bingo.
In de zomer zat ze, net als hij,
heerlijk buiten op de patio.
Hij was al oud, maar erg verliefd,
ook al was zij ver over de tachtig.
De leeftijd deed er niet toe,
hij vond alles aan haar prachtig
Op Valentijnsdag gaf hij haar
een mooie, rode roos.
Met daarbij een bloemenkaart,
eentje van vroeger, uit de oude doos.
Ze keek naar de roos en de kaart
en ze bloosde een beetje.
Ze zei lief: ‘Dankjewel,
ik ben dol op rozen, weet je.’
Vanaf die dag gingen ze
altijd samen ergens heen.
Ze bezochten leuke activiteiten,
je zag ze nooit meer alleen.