De trein naar de stad waar ze ooit gelukkig was, staat klaar. In die stad was ze jaren geleden opgenomen in een pleeggezin, omdat haar moeder het niet meer aankon. Ze was toen twaalf jaar.
Het was een gezellig gezin, met vier kinderen. Ze moest wel erg wennen aan de drukte. Thuis moest ze altijd stil zijn, haar moeder kon niet tegen lawaai en drukte. Ze liep altijd op haar tenen.
In dit gezin ging het heel anders. Iedereen praatte door elkaar, totdat één van de ouders het genoeg vond. In het begin zei ze niet veel, dat durfde ze niet. Ze keek alleen maar en luisterde. Maar langzamerhand durfde ze ook wat te zeggen als haar iets gevraagd werd. Ze lieten haar met rust, totdat ze zover was om uit zichzelf te praten.
Haar pleegmoeder was een schat. Ze knikte haar vaak vriendelijk toe. Als ze
’s avonds niet kon slapen, omdat ze steeds moest huilen, kwam haar pleegmoeder bij haar zitten en hield haar hand vast. Net zolang totdat ze niet meer huilde. Dan stopte ze haar in en gaf haar een kusje op haar voorhoofd. Ze voelde zich dan zo getroost.
Ze voelde zich steeds meer op haar gemak in dit gezin. Na een paar weken was het stille, bange, verlegen meisje veranderd in een kind dat blij durfde te zijn. Ze dacht wel vaak aan haar eigen moeder en vroeg zich af hoe het met haar ging. Af en toe kwam een maatschappelijk werkster bij haar om te vragen hoe het met haar was. Van die vrouw hoorde ze dat haar moeder was opgenomen en dat het goed ging met haar.
Ze bleef twee jaar in het pleeggezin. Daarna was haar moeder weer in staat om voor haar te zorgen en ging ze weer terug. In het begin miste ze het pleeggezin verschrikkelijk, de gezelligheid en het praten met elkaar. Toch ging het wel goed met haar moeder en haar, beter dan ooit tevoren. Langzamerhand wende ze weer aan dit leven.
Het is jaren later. Ze is getrouwd en woont in een andere stad. Ze heeft een dochter van twaalf jaar. De laatste tijd denkt ze vaak terug aan de tijd toen zij twaalf was. Nog eenmaal wil ze terug naar de stad waar ze in haar jeugd twee gelukkige jaren heeft meegemaakt.
Ze stapt in de klaarstaande trein en legt haar herinneringen naast zich op de bank. Bij aankomst blijft ze zitten en kijkt aarzelend naar buiten. Het ziet er anders uit dan in haar herinnering. De stad is veranderd, het voelt niet meer als de stad uit haar jeugd. Ze besluit om niet uit te stappen. Deze trein gaat ook weer terug naar haar woonplaats, ze kan gewoon blijven zitten.
Nee, ze wil geen nieuwe herinneringen aan deze stad verzamelen. Ze wil de fijne herinneringen van die twee jaren bewaren.