In elke vrouw huist 't kind
ongebreideld als zee
golvend, diep, ebzacht
in geboren creatie, verslinden
zien ontvankelijk kinderogen
naar onbegrensde wereld
- geef mij die liefde-
in wijds ontloken, gesloten armen
een verblind huis voor andere blinden
om te zien wie zij in wording
wie wij in haar handen zijn
soms binden kaarsen hoop
ze zweet, baart, staart oneindig
Pandora's doos opent voor angst
en gaat op de loop
langzamer glimlach zeker
de punt van haar rode lipstick
een boog vormt, en spanning
voor een man die kind was
omhelst als vraagteken
-geef mij de liefde-
zoekt uitroepteken, dat huis
maar zij is de zee
zwijgt tegen haar moeder
want elk huis vormt anders
danst blank bloesemzicht
woordenloos thuis en nooit daar
zweet, woelig drift, in het donker
zielvol licht is zij vrouw
peilloos rouw terwijl ze bouwt
alleen gesloten ogen zien zee.