de fauteuil spant strak om haar frêle lijf
hij draagt haar het liefst op een mooie dag
over zijn rimpels doet ze geen beklag
het raam bij de tuin is sinds kort zijn verblijf
ze houdt van het panoramisch uitzicht
het madeliefje die uit haar knop springt
het voorjaar die haar liefdevol bezingt
en inlijst in het opkomend ochtendlicht
zijn strakke leren huid zit als gegoten
en het hout dat onder haar handen leeft
dat de aanrakingen zorgvuldig pareert
ze geniet van hem en de dunne schroten,
van het eikenlaminaat dat vlinders weeft
ze ziet dat de tuin voor hem salueert