De kist op zolder
Op de zolder staat al jaren een grote kist met oude kleren. Het wordt tijd om die eens uit te zoeken en te kijken of een goed doel ze wil hebben.
De vrouw, die hijgend de zoldertrap oploopt, betwijfelt het of iemand ze wil hebben. Ze is tachtig en er zijn kleren bij, die ze droeg, toen ze zestien was. Ze heeft ze nooit weg kunnen gooien, want aan elk kledingstuk zitten herinneringen.
Er staat een oude leunstoel, die ze naast de kist zet. Ze doet de deksel omhoog en pakt een jurkje uit de kist. Ze houdt het in haar handen. Opeens ziet ze, alsof ze naar een foto kijkt, de dag dat ze deze jurk voor het eerst droeg.
Ze was zeventien en vreselijk verliefd op de jongen, die naast hen woonde.
Hij zag haar niet staan. Maar toen ze deze jurk aanhad, keek hij naar haar, alsof hij haar voor het eerst zag. En hij lachte naar haar. Ze kon geen woord uitbrengen en lachte beverig terug. Toen liep hij verder. Dat was het dan. Ze weet nu nog hoe gelukzalig ze zich voelde en hoe verdrietig daarna.
O, kijk daar eens. Die trui droeg ze op het kerstfeest van de middelbare school. Er was ook nog een vest bij. Ze rommelt even in de kist en houdt het vest even later in haar handen. Het was een mooi kerstfeest. Ze hadden een kerstspel opgevoerd en zij was Maria. Jozef was een jongen, die ze helemaal niet leuk vond. Ze glimlacht bij de herinnering, want met diezelfde jongen is ze later getrouwd.
Dit zijn de kleertjes van haar jongste dochter, toen ze twee was. Nu is die dochter zelf al moeder en woont ze met haar man en kinderen in Australië. Ze gaat gauw verder met zoeken in de kist. Dat ze haar dochter en haar kleinkinderen nooit ziet, is heel moeilijk. Daar moet ze niet over nadenken, want anders zit ze hier te janken.
Hup, naar het volgende kledingstuk. Haar trouwjurk. Wat een heerlijke dag was dat en wat voelde ze zich mooi. Ze waren zo verliefd, dat ze alleen maar oog voor elkaar hadden. Jammer, dat het later zo anders is gelopen en op een scheiding is uitgedraaid. Ophouden nu, spreekt ze zichzelf ferm toe. Ze zoekt naar een kledingstuk met mooiere herinneringen.
Daar, die winterjas. Wat een heerlijke jas was dat toch. Ze droeg hem ’s winters elke dag. Je kon haar erin uittekenen. Het is, dat hij nu niet meer om aan te zien is, vaal en hier en daar kapot, anders zou ze hem weer dragen. Die jas heeft haar jaren warm gehouden en is samen met haar overal geweest. Als hij kon praten…
Ze pakt een jurk uit de kist. O ja, die droeg ze altijd naar dansles. Hij zwierde zo lekker om haar heen bij het draaien. In haar jeugd was er voornamelijk stijldansen. De foxtrot, wals, tango, heerlijk vond ze het. Ze was dol op dansen. Het hing er wel vanaf of je een goede danspartner had. Stijldansen zie je bijna nooit meer, er wordt nu heel anders gedanst. Ze ziet het weleens op de televisie. Niets voor haar. Ze kijkt graag naar de stijldanswedstrijden, die je af en toe ziet. Laatst las ze, dat er dansscholen zijn, die weer les geven in stijldansen. Ze heeft al vaker gemerkt, dat alles steeds terugkomt. Sommige kleren in deze kist zijn bijvoorbeeld weer modern.
Ze kijkt in de kist en ziet dat er nog veel meer kleding in ligt. Die moeten maar wachten op een volgende keer. Ze rekt zich uit, ze is stijf van het zitten geworden. Ze doet de deksel weer op de kist, want er wordt niets weggegeven of weggegooid. Ze laat haar herinneringen mooi in de kist zitten. Na haar dood moeten ze de inhoud maar wegdoen, zij wil af en toe nog even mijmeren bij de kleren in de kist.