Op een tak zit een vogel,
hij kijkt peinzend en is alleen.
Waar zou hij aan denken,
wat gaat er door hem heen?
Denkt hij aan zijn vrouwtje,
in hun nest bij de bomen.
Of denkt hij aan hun eitjes,
die nog uit moeten komen.
En hoe zal het gaan,
als de kleintjes er zijn.
Willen ze dan wel eten,
zullen ze gezond zijn?
Als ze later groot zijn,
kunnen ze dan wel vliegen.
Zou het wel goed met ze gaan,
als ze het nest uitvliegen?
Allemaal vragen, vragen, vragen,
het zijn er zo ontzettend veel.
Als hij er goed over nadenkt,
grijpt het hem naar zijn keel.
Het denken zal niet helpen,
want het gaat zoals het gaat.
Hij fluit nu gauw zijn ochtendlied,
door al dat denken is hij laat.