‘Mam, waarom heet een torenvalk zo? Woont hij in een toren?’
‘Vroeger wel. Toen had bijna elke kerktoren een torenvalk. Maar nu niet meer, de torens zijn dichtgemaakt vanwege de duivenoverlast.’
Haar zoontje denk even na.
‘En omdat jij veel in huis bent, ben jij dus een huismoeder? En is pappa dan een huisvader?
‘Alleen als hij thuis is,’ zegt zijn moeder een beetje bitter.
‘Pappa is vaak weg, hè mam? Dat is niet leuk. Eigenlijk is het een lawaaivader.’
‘Een lawaaivader? Wat bedoel je daarmee?’
‘Nou, jij zei laatst, toen we op bezoek bij oma waren, dat ze lawaaisoep had gemaakt. En toen ik vroeg wat lawaaisoep was, zei je dat haar soep niet veel soeps was. Je zei dat het waardeloze soep was. En ik hoorde je laatst tegen pappa zeggen dat hij een waardeloze vent is. Dus daarom noem ik hem een lawaaivader,’ zegt haar zoontje wijs.