De zonnebril
Daar lig ik dan. In het zand.
Ze heeft me gewoon achtergelaten!
Het is een stralende, zonnige, bloedhete dag. Op het strand is het niet druk, het is te warm. Bijna te warm zelfs om een zonnebril te dragen. Ik ben haar trouwe metgezel. Als de zon fel schijnt, bescherm ik haar ogen. Als ze verdrietig is en behuilde ogen heeft, zorg ik ervoor, dat de mensen dat niet zien.
Ze zorgt goed voor me. Als ze mij niet draagt, stopt ze me in een mooi brillendoosje en mijn glazen worden vaak gepoetst.
Ze is nerveus en rusteloos en ik weet niet waarom. Hoewel, ze had gisteren een felle ruzie met haar vriend. Die liep kwaad weg en heb ik hem niet meer gezien.
Nu zit ze op het terras, in de schaduw. Ze heeft mij op het tafeltje gelegd en zit een beetje verdrietig voor zich uit te staren.
Ik wou, dat ik haar kon helpen, maar hoe? Als zonnebril kan je niet veel, je moet altijd afwachten wat ze met je gaan doen. Opzetten, afzetten, neerleggen, opbergen, weer tevoorschijn halen, oppoetsen en dan heb je het wel gehad.
Het wordt schemerig, ze staat op, pakt mij van het tafeltje en loopt naar het strand. Daar staat een strandstoel, ze gaat zitten en legt mij naast de stoel in het zand. Daar ben ik niet zo blij mee, dat zand gaat in de schroefjes van mijn pootjes zitten.
Ze kijkt nog steeds verdrietig, heeft tranen in haar ogen. Ik zou wel willen zeggen, hier ben ik, zet mij maar op, dan zien ze je tranen niet.
In de verte nadert een man. Ze tuurt en tuurt, gaat rechtop zitten… Ja, het is hem, het is haar vriend! Langzaam komt hij dichterbij. Hij staat stil voor haar stoel, steekt zijn handen uit en trekt haar omhoog, terwijl hij zachtjes zegt: ‘Het spijt me.’
Ze lacht en huilt tegelijk en zegt: ‘Mij ook.’
Met de armen om elkaar heen lopen ze in de richting van het terras.
Daar lig ik dan. In het zand. Ze heeft me gewoon achtergelaten!
Ze is al bijna bij het terras. Opeens draait ze zich om, komt op een holletje terug en pakt me op.
Gelukkig, dus ze is me toch niet vergeten.