De tuinkabouter en de narcis
Er bloeien heel veel bloemen
in een grote, mooie tuin.
In het midden staat een tuinkabouter,
zijn jas is rood en zijn broek is bruin.
De bloemen kijken naar hem
en smoezen wat met elkaar.
Ze gniffelen een beetje,
ze vinden die kabouter raar.
Een narcis komt voor hem op,
ze zegt: Hij is heel erg lief
en doet niemand kwaad.
Kom op, wees eens sportief.
Wees eens wat aardiger
en smoes niet met elkaar.
Hij zal het nooit zeggen,
maar misschien vindt hij jullie raar.
De narcis heeft gelijk,
zeggen de beschaamde bloemen.
Het is heel onaardig
dat we hem raar noemen.
De bloemen vragen nu vaak:
Dag kabouter, hoe is het nou?
Vind je het wel prettig hier
en gaat het goed met jou?
De tuinkabouter voelt zich fijn
en hij is heel erg blij.
Door het optreden van de narcis
hoort hij er nu ook bij.