Linkse hoekstoot tegen rechterslaap
mijn hoofd tolt, draait weg
met een slag tegen de grond
hoor ik iets in mij kraken
en voel stampen in mijn zij
steeds sneller, harder, meer
gekneusde ribben
waar ik weken last van heb
en ik moeilijk bij ademen kan
en net als na die slag
in mijn gezicht
donder ik net niet de trap af,
maak vlekken op het tapijt
met bloed uit mijn mond
dat haar ziedend maakt
en ze niet ophoudt, vuisten balt
want het moet harder
en beter, en sneller,
en meer.
Ik blijf maar voelen, probeer bewustzijn
te verliezen, maar weet niet hoe,
ik zie sterretjes, planeten, en ik ben zon
want alles draait om mij heen en
door elkaar. Ik ben de weg kwijt mama,
maar daarom moet je me toch niet slaan?
Ik zoek naar houvast, jouw hand
laat los, gefopt
en ik val, opnieuw, de trap af,
zesentwintig treden geteld
en nu zie ik je kijken, van boven kijk je weg
als ik mijn hand uitsteek
tast ik alleen nog in het duister.
Ik zie niks meer, ik hoor niks meer
maar voel haat doorheen mijn aders
stromen, probeer op te staan, kots
mijn hele lichaam leeg, ik voel je naast me
staan kijken, genieten. Kijk mama, kots op je schoenen
maakt je agressief. En jij wilt wraak, zoals ik
wraak wil om alle keren dat jij wraak nam,
maar vandaag niet meer, die laatste trap
was er teveel aan.