Opkikkertje
Een kevertje trippelde snel over het beton
wat me als kind al verwonderen kon
hij kroop recht vooruit en niet in een boog
tewijl hij alle aandacht naar zich zoog
ik keek, met de handen op mijn knieen
we waren daar met z’n drieen
want net zag ik een kikker langs de kant
die was bruin, grotesk en imposant
en dacht wellicht, njam njam
aan dat lekker ontbijt dat daar aankwam
hij begon zich al duidelijk illusies te maken
hoe zou dat kevertje smaken
slecht of goed
bitter of zoet
maar plots zag hij me staan
en liet het kevertje begaan
hij prong algauw in het bedauwde gras
het leek alsof hij er nooit geweest was