Want wie ben jij dan wie ik was
uit Weltschmerz ogen gelopen
op taalhanden toevallige voeten
wegen zijn er, weg van hoe je zag
in mij de zondvloed, sfinxglimlach
voor het tekenen van een ander hart
waar wij veranderen met de manen
meanderen als water, ijl lichtbanen
zoet en zoutstromen en oneindig
azuur schijnt in tintelingen oceanen
wie zou de profane berg nog beklimmen
als kameleon in beek omvormen kan
waterklater, rivieren spreken in tongen
geraas stort van puntige gletsjer, waterval
van 't volle naar de kleiner druppel
teruggetrokken, spelend
teer wezen, licht laat haar glimmen
lippen vallen samen, breken eendere dag.