het suikerbrood snijdt ze in dunne sneetjes
smeert er roomboter, vanille en marmelade op
de ochtend hangt nog in de velours gordijnen
waar- achter het heuvellandschap timide zingt
de eerste hap verdwijnt gewillig in haar smalle mond
die mijn lippen met zachte kussen heeft omrand
ze fatsoeneert de tafel, het bord dat het draagt
geniet van het spel dat zo 's ochtends ontstaat
in haar palm houdt ze een oud roestend zeer
een stem die krast als de groef in een plaat
waar ze eens haar broden mee had gesmeerd
met een vlotte kiek vereeuwig ik de eerste hap
die langzaam in haar fraaie smalle mond glijdt
ze kauwt het laatste restje twijfel weg