De visser
Een visser aan de waterkant
gevangen in de stilte,
beschenen door de ochtendzon
de rust verstoord
door eenden gesnater.
Een visser, wachtend
op een rimpel in het water.
De dobber zinkt,
een vis bungelt.
Wat was zijn leven zonder?
Een visser, uren op wacht
aan rivier, beek of plas,
staart peinzend over het water.
De tijd tikt door,
het wordt steeds later.
Hij denkt daar aan de over...
het wordt nooit meer als vroeger.