de laatste roos waar bloemen fluisterden staat een struik half uit zicht in een tuin die niemand kent mist tilt haar doornen omhoog als tekens in vergeten schrift en aan haar ziel bloeit een roos
diep kersenrood bijna zwart in ochtenddamp haar bladeren buigen alsof ze iets oud dragen en in het dauwlicht blinken parels als ogen van wie eerder ging
de lucht zindert zonder reden grond ademt niet van aarde maar van wachten en men zegt wanneer deze roos sterft verdwijnt een naam die ooit niet uitgesproken werd en breekt de ring van dromen die terug wilden keren