Ik sla spijkers in muren
die al lang niets meer dragen.
Vervallen kamers
waar ooit iets hing
dat ik nu probeer vast te houden.
Ik vang mijn lach
en kader hem in.
Alsof één beeld
verbergt
wat zichtbaar is voor wie wil kijken.
Toch loop ik verder.
Met die glimlach
in mijn handen
een gebaar
dat ik ben gaan geloven.
Kamer per kamer,
gang na gang,
al eens bewandeld
maar nooit echt gezien.
Mijn zucht vult de stilte,
echoot door de ruimte
en zakt weg
in de barsten van mijn gezicht.
En ik glimlach.
Niet uit vreugde,
maar omdat het makkelijker is
dan uitleggen
waarom ik anders kijk