Wandelend denk ik veel na over het leven,
de zon die als een trouwe vriend bij mij is gebleven.
Regen die laat voelen wat verloren is gegaan,
maar zonder regen niets dat opnieuw in bloei gaat staan.
Tegen kou beschermd de wijsheid die ik leerde,
kijkend naar de ring die ooit mijn vinger vereerde.
Hij geeft mij de warmte waarnaar ik weer zoek,
een vervolg op ons ruw verscheurde boek.
In de sneeuwvlokken herken ik mijn dode gezichten,
waarvan er een mij zo prachtig doet verlichten.
Bij storm, hagel en bliksemschichten ga ik dan schuilen,
want onbedwingbaar moet ook een man soms eventjes huilen.