Het begin van alles
Verloren in een kamer
vol luide stemmen,
vreemde gezichten,
rook en verschraald bier,
zat ze daar alleen,
vast in de stilte
van haar eigen donker,
als een ster die doofde
voordat ze kon oplichten.
Hij dreef weg,
op zoek naar meer,
naar groener bij de buren,
naar nooit genoeg.
En verloor zichzelf
in boosheid en hebzucht,
en zij verloor zichzelf.
Vanbinnen voelde ze iets sterven,
een stukje van haar hart,
zo veel schaamte,
blinde paniek,
als een knoop in haar buik,
een storm die ze niet kon keren.
Zoveel stilte,
heimelijk verdriet,
opgesloten, geïsoleerd, gevangen,
in het ritme van een liefde
die er nooit was geweest,
als een dans zonder muziek.
Ze kon niets zeggen,
zat tussen hoop en verlangen,
wilde roepen:
waarom blijf ik?
waarom ga ik terug?
Zij dúrfde uiteindelijk,
ze zei:
“Ik kan niet meer, ik moet weg.”
Vond haar eigen adem terug,
vond haar stem,
die eindelijk mocht spreken.
Als een schreeuw die haar stilte verliet.
Zij was het licht,
het licht dat in duister bleef branden,
het vuur dat haar door alles droeg.
Zij was het begin,
het begin van alles,
het begin van alles
wat ik nu ben.