Als ik zeg dat je van mij bent, bedoel ik niet dat je mij toebehoort.
Ik bedoel dat je bij mij hoort.
Zoals de getijden bij de maan horen.
Zoals de sterren bij de hemel horen.
Zoals adem bij de longen hoort.
Als ik zeg dat ik je wil, bedoel ik niet dat ik je opgesloten wil houden.
Ik bedoel dat ik wil dat je je leven ziet ontvouwen.
Ik wil je zien bloeien.
Zoals de zon naar bloemen neigt.
Zoals een raam stilletjes de seizoenen omarmt. Zonder zich ermee te bemoeien, alleen maar ruimte biedend.
Als ik zeg dat ik je nooit zal laten gaan, bedoel ik niet dat ik je te stevig zal vasthouden.
Ik bedoel dat ik naast je zal staan zoals de kust de zee ontmoet.
Soms kalm, soms wild. Maar altijd terugkerend, altijd dichtbij.
Want liefde gaat niet over bezit.
Het gaat over aanwezigheid.
Het gaat over elkaar steeds weer kiezen.
Zelfs als de wereld duizend redenen geeft om dat niet te doen.
Dus, echt. Als ik zeg dat je van mij bent, bedoel ik dat ik van jou ben.