Onderweg naar huis
Soms,
heel even,
valt de hemel open in mij.
Dan ademt alles zachter,
de lucht wordt licht,
de stilte helder.
En ik weet —
ik ben niet ver.
Nu loop ik nog hier,
door dagen van mensenzaken,
met handen die soms zwaar voelen
van alles wat nog moet.
Maar ergens onder mijn huid
rust dat stille weten:
ik ben onderweg naar huis.
Daar waar geen tijd meer tikt,
waar de dieren mij herkennen
en hun ogen zeggen:
We hebben je nooit gemist,
je was er altijd al.
En als ik daar helemaal aankom,
zal ik blijven staan in dat licht,
met open armen,
voor wie nog reist.
Voor jou.
Ik zal niet roepen,
de tijd hier kent geen haast.
Maar wanneer jouw hart herinnert
wat het altijd al wist,
vinden wij elkaar weer,
daar waar de zon altijd schijnt.