Ge moet chance hebben in alles
Ge moet chance hebben in ’t verkeer,
dat ge niet valt, niet zijt gebroken,
dat dromen blijven ongekrenkt gesproken,
en ge nog thuiskomt, keer op keer.
Ge moet chance hebben op uw werk,
dat ge nog trots moogt ademhalen,
dat ge niet buigt voor loze talen,
maar voelt: ik doe wat, het maakt mij sterk.
Ge moet chance hebben in de min,
want liefde komt met storm en vrede,
zij heelt, zij breekt, zij troost de zeden,
zij maakt van ’t einde nieuw begin.
Ge moet chance hebben in uw lijf,
dat pijn u niet te fel zal raken,
dat ge nog kunt en durft ontwaken,
al kraakt de ziel soms oud en stijf.
Ge moet chance hebben met uw volk,
die blijven als de jaren wegen,
die troosten zonder veel verlegen,
hun hart klopt mee — uw levenskolk.
Ge moet chance hebben met de tijd,
dat vijftig jaren niet vergrijzen,
maar glanzen nog op oude wijze,
en laten rusten wat gij zijt.
En als ge oud zijt, kijk dan rond,
naar al wat kwam, naar al wat bleef,
naar wie ge zijt, en wie ge leeft,
en weet: geluk maakt alles wel gezond.