Moeder, ik droomde over jou.
Wandelend in een witte tunnel
zag ik een gang.
Achter elke deur zat iemand
die ik kende.
Aan elke toegang hing een naam.
Iedere deur kon ik
op een kier zetten,
maar niemand wilde er uit.
Ik zag ieder zijn eigen talenten gebruiken
om zich voor te bereiden op het grote feest.
Op het einde van de gang
vond ik jou als een koningin.
Met je zachte stem zei je:
"Ga terug en wees niet treurig,
want je tijd is nog niet aangebroken.
Er zijn nog anderen die je nodig hebben"
Ik werd wakker, met een fles en een mes als gezellen.