Stilletjes,
onbewogen,
zit ze daar.
Eenzaam en alleen.
Stilletjes,
onbewogen,
te huilen.
Ze hoort voetstappen.
Ze schrikt,
vlug veegt ze de tranen van haar gezicht.
De voetstappen houden halt.
Opgelucht haalt ze weer adem.
Maar dan komen ze terug.
Luid en woest.
Hij ziet haar,
hij kijkt haar aan met die blik.
Ze begint te gillen.