Ik wil niet oud worden
Zonder te hebben gedwaald,
Of de Koraan in het Duits te hebben vertaald.
Het moet me eerst lukken
Om van onder mijn dekens de sterren te plukken.
De schoonheden van ver weg mijn eigen te maken,
Haar s-lippen met het puntje van mijn tong aan te raken.
Ik wil kunnen meemaken
Hoe bosnegerkinderen in het donker kokosnoten openkraken.
Op welke manier wilde oesters worden gevangen,
De parels eruit worden gezogen,
In een kettinvorm worden gegoten
En om de nek van het stamhoofd wordt gehangen.
Diep voor Tibetaanse monniken buigen
En uit respect nog dieper buigen.
Een onbekend repect,
Een gemeend respect.
Waar zijn de tradities, culturen, eigenschappen ?
De menselijke mentaliteit is elke statische levensdag aan het verkrappen
En niemand heeft er iets van door,
Dan denk ik bij mezelf, waar doen we het eigenlijk allemaal voor ?
Ik wil niet oud en grijs zijn
Om niet verder te kunnen leven !
Voor elke ongeregeldheid sta je dan te beven…
Oud worden is menselijk, maar om zo door te gaan doet me oprecht pijn.
Schoon genoeg van ’t s’ Tandaard,
Enkel naast verandering verschijnt mijn ware aard !
Aarde,
Ik wil je kunnen zien nu het nog kan.
Een rivier in Zuidvietnam zwemmend doorkruisen,
Het liefst niet alleen, maar vergezeld door een stel vriendelijke watermuizen.
Alleen dan voel je er echt wat van.
Op de hoogste berg met armen gespreid
Ongeschreven gedachtens zachop schreeuwen.
De woorden onvoorbereid,
Zoals de wilde vogelvlucht der meeuwen.
De vers ondergedoken zon,
Onzichtbaar, maar de smaak nog vers op je tong
In mijn langer-termijngeheugen opbergen,
Zo duidelijk dat latere oproepingen geen moeite mogen vergen.
De beelden moeten vers zijn, kers vers,
Nog vruchtig in het korter-termijn geheugen !
Deze gedachte doet me verheugen
Om oud te worden,
Oud en Werelds te worden
En deze bekrompen matschappij in de diepte te vermoorden.