01/1988 .
Symbiose .
Eenzaamheid , verscheurd , men ziel verstard .
De nevel van de angst doet men ogen tranen .
Alles om me heen is onbereikbaar door de smart ,
’ t gevoel werd uit men lijf verbannen .
nochtans , ik weet dat jij hier ergens bent ,
maar de pijn maakt , dat je mij niet kent .
Soms snijd de haat me door de leden ;
Waarom heb je mij zo fel gesneden ?
De ziekte breid zich langzaam uit ,
Ze voed zich met mijn bloed .
Steeds harder slaat ze toe ;
Met in haar ogen een duivelse gloed .
Alles wat nog van me over is heb je nog te goed ;
Mijn wraak ; dat is mijn dood ; naar ik vermoed .
Marth Haesendonckx