01/1988.
Falliekant .
Wie is de koekoek ;ik of jij ;
Gedropt in dat nest , ’t was immers mei .
Nu heb ik de pest ; en wat deed zij ;
Ze bedekte me met mest ; ze haatte mij .
Was ik maar een mees geweest ;
Dan had ik dit nu niet beleeft .
Niemand die er last van heeft ;
Maar ’k ben een vink ; ’t onevenwicht niet overleeft .
Er zit een roodborstje naar mijn lijk te gluren .
Het kwettert en roept mijn lijden naar de buren .
’t beest doet zijn best , doch is blind voor de muren ;
maar geen nood ; mijn dood zal zijn leven niet verzuren ;
Marth Haesendonckx .