1987.
Opgedragen aan mijn liefde.
Gisteravond,bij d’avondschemering , voelde ik mijn blik wegzinken ;
Het lichaam zeeg neer ; bloed gonsde door ‘t hoofd
Een borrelende stem liet het wezen verdrinken,
Alsof er nooit iets was geweest,was gevoeld, was geloofd .
Toen de nacht kwam was het dood ;
Er sluimerde nog slechts een stil verlangen .
Zal ik ooit weten hoe je heet,hoe het voeld jou teomarmen ?
Het kind dat werd vermoord, de mens heeft zich verhangen.
Er zijn geen woorden om deze stilte te ontkrachten ;
Er is niets dat deze leegte kan verzachten.
Vanmorgen voelde ik een doffe pijn,
Die straks gaat schrijnen, me laat huilen, me doet deinen.
Door de mist van men tranen dringt jouw beeld steeds weer door.
Ik wacht op de avond, de duisternis , die dit beeld dan verstoord,
Hopend dat de nacht ook mijn gevoelens versmoord ;
Zodat er nooit meer een morgend komt die mijn lichaam vermoord.
Marth Haesendonckx .