De Wind, afgunstig op het hemeloog,
Begeerde eer en eer hij kon verbazen
Met macht en kracht was lach zijn part, hij boog
En blies een bries die groeide naar de dwazen
Z’n grote toorn vergroot, hij torent hoog
Tot torenhoge hoogte om te razen
En waaien, kwaaie haai, Zons kwaad betoog
Begaat hem hoger van de toren blazen
Vermaand door vlammen rijst zijn vlammend vuur
Ook Aarde vermaant het verwaand figuur
Hij gooit bekoelend vocht in haais gezicht
Gemalin Water dooft het vuur secuur
Het aandacht vragen was van korte duur
Tezamen zijn ze weer in evenwicht