Als je bij het openen van je ogen,
terug verlangt naar duisternis,
als je de dag reeds wil ontvluchten,
nog voor hij echt begonnen is,
als je de pijn alweer kunt voelen,
ergens verborgen in je maag,
en je gedachten gaan weer woelen,
hoe je het weer redden moet vandaag.
Is smart de hoofdbrok in je leven,
is eenzaamheid je vaste vriend,
kun je slechts nemen en niet geven,
en blijf je in je hart een kind.
Een kind dat wacht met open handen,
die nooit kunnen worden gevuld,
een kind zonder familiebanden,
maar met een groot gevoel van schuld.
En zijn de mensen onbegrijpend,
lijkt ie'd'reen tegen jouw gekant,
en krijg jij steeds maar weer te horen,
"jij hebt het toch zelf in de hand"
ervaar je elk woord als een verwijt,
al is het nog zo goed bedoeld
maar het je wonden openrijt,
't is op onwetendheid gestoeld.
Vergeefs des mensen onbegrip,
hoe zouden ze ook vatten,
een zeer dat zoveel dieper is,
dan een normaal mens kan bevatten.
Kun je niet zien dat ze om je geven,
al was het maar één enkel mens,
en toch zou je het zo graag beleven,
maar je kan het niet zien en het blijft bij een wens.
En toch bid ik, dat eens Gods olie,
die alle pijn en zeer verlicht,
mag stromen over al die wonden,
en ze uiteindelijk ook dicht.
Dit bid ik voor al de gedichtenfreaks, die pijn ervaren,
geloof het en je zal er wel mee varen.
De liefde geneest alle pijn en verdriet,
want zij geeft om niet.
God moge elke dag bij U zijn,
en Hij zal wegnemen alle pijn.