1987.
Denkend aan de tijdt .
Levend in de strijdt , denkend hoe ’k vermijd.
Wetend dat die tijdt nimmer komen zal ,
Mijn geest is immers in verval .
’k beroof me van het leven , ik rust reeds in mijn graf ,
het is er goed en veilig , ook al vind je ’t laf .
Ik ontsnap er aan je moordzucht , geen angst , geen nieuwe dag .
Je voedt je met mijn tranen , ze zijn voor jou te goed .
Waar schuilt de mens in jou , de man die voelt ,
Word jij dan nooit door angst en twijfel overspoeld .
Je pretendeerdt te weten wat liefde is en pijn ,
Je beweerdt dat leven moet gelijk gaan met festijn .
Maar jij weet niet hoe ’t voelt , er niet te mogen zijn .
Je praat je ziel wel uit je lijf , maar voel je ook het leed ,
Waarom geef je geen gehoor , aan je eigen versmoorde kreet .
Voel je dan niet hoe de onrust je langzaam overmant ,
Is het daarom dat je een ander voor je wagen spant ?
Marth Haesendonckx .