1987.
Kiem.
Zachte bloem , zo heel alleen , wil jij dan niet dat ik je streel .
Geen grashalm die je raken mag , alleen de wind die voelt je kracht .
Gij droomt van zon , maar leeft bij nacht ,
en langzaam word je door de dauw versmacht .
Ik zie je staan , loop niet voorbij maar kijk je aan .
Je buigt je kruin omdat je langzaam bent vergaan .
Je hart gevuld met tranen , het is je vast ontgaan ,
dat jouw stengel in de aarde is blijven staan .
Je wortels leven , je blaadjes zijn nog fris en groen ,
maar regen en storm , dagen warm en zwoel ,
hebben je niet gespaard ; ik heb met je te doen .
Zachte bloem , zo heel alleen , als jij het wil grijp ik je steel .
Ik ruk je los uit deze aarde , omdat ik het goed met je meen .
Ik leg je neer in sterke grond , doorvoel de pijn ; je bent niet alleen .
Doch ; eens , na mooie zonnige dagen ;
zal je weer bloeien als nooit voorheen .
Marth Haesendonckx .
Opgedragen aan Gudrun .