Water :
Zittend aan het zennegat ,
Ben ik stil aan ’t staren .
Ik kijk naar’t water ,het dort mij wat ,
Om dra weer weg te varen .
Van hieruit naar de Schelde toe,
En de Nederlandse meren .
Dat water wordt ik nooit meer moe,
Het lijkt wel op begeren .
En als voor mij de tijd dan komt
Om voor eeuwig weg te varen .
Dan is dat liefst ver op zee ,
Begraven onder de baren .
Zoals de oude vikings deden ,
Op een brandend schip .
Tot het laatst nog met de vijand streden ,
In de verte nog een stip .
Pramodah .