Laat u branden in de hel
als een door God geschapen engel,
veer per veer in olie gedrenkt
zult ge krijsen tot mij.
Vuurspuwende draken bewaken uw cel,
tot ge wegkwijnt in uw eigen zieligheid.
Zo lang zult gij daar verblijven,
tot uw ogen de gouden gloed
niet meer kunnen verdragen en
Ge voor altijd vast geketend zit
in de duisternis.
Als een hond zijt ge naar de onderwereld gesleurd,
ziekten zullen je teisteren
En uw ziel zal worden gekweld
door mijn vurige wraak.
Uw hart zal niet meer bloeden
opdat de liefde u niet bereikt,
Deze zal zich niet langer nestelen
in uw aderen, maar geuit
als een zwart gif
dat je betovert naar de eeuwigheid.
Uw botten laat ik droog kraken,
knisperen
Als versplinterd hout
op een hete zomerdag.
Spuitende lavastromen omringen je
en elke spat schroeit uw huid.
Sissend en brandend
zoeken ze je zwakke plek.
Je ziel, je hart, je geest
Dat is alles wat ik vraag.
Geef je over, je behoort tot mij,
zwakke sterveling,
Gij slaaf
Ge zijt toch niet vrij.