Femke
Femke is een bloempje
dat verliefd is, op de Maan.
Daarom laat ze alle nachten,
in tegenstelling tot haar vriendjes,
haar kelkje, wijd open staan
Zo ontvangt ze alle licht en liefde
van die onbereikbaar
mooie Maan.
Ze zet het ongeweten,
om in leven,
in een lichtgroen,
blauwig kleurtje,
in een zoet
verlegen geurtje.
Daarmee verlokt ze alle elfjes,
die zich zoenend, zachtjes zingend
zich al spoedig om haar kelkje
heen, verdringen.
Ze spinnen fluwelen zilverdraadjes
tussen Femke en haar Maan
zodat zij zonder veel moeite
naar haar geliefde,
zou kunnen gaan.
Ze fladderen heel tevreden
als duimhoge vlindertjes,
als piepkleine engeltjes,
om het bloempje heen,
en strijken daarna
zachtjes, vleiend,
op haar tere lobjes neer.
Ze nemen hand in hand een duikje
in het diepste
van haar kelkje,
in haar buikje.
Waar ze zich te goed doen
aan nectar en ambrozijn,
dat Femke bereidde,
om eeuwig te leven,
om nooit te verwelken,
om voor immer
bij haar minnaar,
haar Maan,
te kunnen zijn.
Ze kijkt treurig naar de draadjes,
want ze weet heel diep van binnen,
dat ze erg veel houdt
van de aarde,
en haar maatjes.
En dat de maan beminnen
het mooiste ideaal moet blijven
voor haar broze zinnen.
De elfjes worden stil en triest,
want ze begrijpen de taal van Femke niet.
Maar bij de eerste zonnestralen
gaan Femke en de elfjes
samen dichtjes bij elkaar
in het bedje
van het leven liggen.
De ochtenddauw zijn de traantjes
van het bloempje
dat verliefd is op de Maan
maar dat beslistte met zijn stengeltje
heel diep in de aarde,
te willen,blijven staan.