08/02/1988. Opgedragen aan passage 144
Hemel – lichaam .
Lichtsraal ; lichtflits ; betoverend heelal , wees mijn gids .
Zon ;ster ; komeet ; stralend verval ,is dit een list ?
Geef me de maan ,
daar kan ik op staan .
Starend door het raam ,
voel ik weer die blaam .
Volle maan ; koperen gloed .
Kijk me aan ; druipend bloed .
Hemellichaam vol gevoel ; zo onbereikbaar ver ligt mijn doel .
Daar ginds hoog ; achter die regenboog ; bevindt zich mijn gevoel .
Aardse verschijning ; stervend hier , ’t is koud op deze planeet .
Kon ik maar overstappen ; ontsnappend als een dier , dat instinktief weet ;
verscheur dan men lijf , en vergeet ;
’t was niet het gevoel dat loog ; maar mijn hoop die vervloog .
De ziel zwierf naar omhoog ; maar mijn lichaam dat bedroog .
’t lijf ’t welk niet verdroeg ;
dat mijn geest zich bekloeg ;
omdat zij maan en sterren had ontmoet .
Daar werd ik vol liefde begroet .
Zo’n zuivere liefde doet ’t hart goed .
Het enige voedsel welk ’t lichaam voedt .
Marth Haesendonckx .