Jij kleine, zo onbegrepen,
Ogen staren in het rond,
met je lieve poezeoortjes,
Wat maak je het soms toch bond,
Jij bent al groot,
Zo mooi, Zo schoon,Zo zacht,
Sávonds slaap je bij me,
Haast elke nacht,
Vaker zou ik met je willen ruilen,
Al was het maar voor een dag,
Als ik je dat zou zeggen,
Weet ik haast zeker dat je me uitlacht,
Jij bent zo onzorgzaam,
Zo liefdevol, en toch zo klein,
Maar ik vindt het al fijn,
dat je hier bij me mag zijn,
Dat zo'n tenger beestje,
Je zoveel liefde kan geven,
Dat is voor mij,
Altijd onbegrip gebleven.