De vrouw .
’t zoete water heeft me in zijn macht ;
het streelt me en bevochtigd mijn vacht ;
een idioot , die eeuwig lacht ,
geen een hoort echter haar stille klacht .
waarom heb je haar verkracht ;
besprongen in ’t duister van de nacht ;
doorboort met je mannelijke kracht ,
geen een hoorde echter haar stille klacht .
Wat had je dan gedacht ;
Een lichaam teder en zacht ;
Door jou word ik nu verwacht ,
Ik ben haar levende klacht .
Marth Haesendonckx .