Ik heb je ingeslikt, eenmaal, in één maal.
De geconstipeerde die eet, gulzig,
en het laxeermiddel vermijdt. Ik heb,
je mij laten worden, tot ik zelf niets was.
Ik heb de deur langs binnen gesloten,
met kinderslot. Het lezen van jou,
waren mijn woorden. Mijn dronkenschap,
was jouw roes. Jouw kater als de kat verzoop.
Het geluk stal mij, en deed mij,
mij stelen. Van jou, maar eigenlijk,
jou van mij en terug. Ik ben vinder,
van het zoekgeraakte. Ik ben uitvinder.
Heruitvinder van mezelf.
Je mag je hebben, liefst langer dan vandaag.
Anderen zoeken wel, maar ik heb geen flauw benul,
van postmoderne liefde. Ik deed en zal doen,
Liefde met mijn liefde opbranden. Eten, te gulzig.