Ze is op pad,
niemand kan haar tegenhouden.
Vroeger wentelde ze zich in je bed van liefde
giechelend je buik kittelend
met een zomerlachje op d’r lippen.
Muzieknoten boren zich nu
door haar oren en aderen heen -
De grond daverd als ze danst
op spaarzaam spelend licht.
Ze speelt met je
als een kindje klein,
draagster van een rust die jou nooit was gegund
houd ze je al lachend aan de lijn,
en je vraagt je af
”Wat hebben we gemeen ?”
Maar nu zie je
dat het niet enkel het bloed is,
dat jullie verbind
Wanneer ze gezadeld en gewapend
het Leven in springt.