In een oude kerktoren
hing al jarenlang een klok,
ze bengelde telkens mee
als men aan het touwtje trok,
Ze bengelde en bengelde
maar gaf geen kik,
haar klepel was ze kwijt
dus hoorde je alleen maar tik,
Naast haar hing een klokje
het touwtje was stuk,
het had zich begeven
van al dat geruk,
Ze had ook een barstje
dat ontsierde de zang,
maar vanwege het touwtje
gaf zij geen klank,
Ik weet het zei het klepeltje
ik weet het gewoon,
laat mij bij jou hangen
dan klink je weer schoon,
De klok had haar twijfels
maar zag geen bezwaar,
zo zonder een klepel
hing ze daar maar,
De klok kreeg het klepeltje
't was klein 't voelde raar,
maar na het horen van de klank
luidde zij vrolijk als dank,
Nu luiden ze samen
al ziet men het niet,
de klok en het klepeltje
vergaten hun verdriet,