Bloemen op je graf,
woorden op mijn lippen,
die niet komen,
die achter blijven in mijn hoofd,
en daar rond spoken,
als een dolende,
onwetende,
gek.
In mijn hoofd ben je er nog,
in mijn dromen,
hoor ik je nog,
hoor ik je stem,
die mij zegt,
ik ben er nog,
ik ben niet dood.
Ik mis je,
veel,
wetend dat je op me wacht,
sta ik hier,
als een onwetende,
niet wetende wat me te wachten staat,
wat het me zal brengen,
al deze pijn,
blijdschap,
en vertwijfeling.
De spelletjes die je speelde met me,
als kind,
ik mis ze,
de lieve woorden,
de knuffels die voor mij waren,
de kussen op mijn snoet,
waarom?
Het is voorbij,
toch voel ik jou aanwezigheid,
als een stroom,
jij bent niet dood,
je staat hier bij mij,
als een schaduw,
mij zo nabij,
want je ademt,
mijn aden in,
voelt mijn hart,
en weet,
hoe ik me voel.
Je weet hoe het leven,
ons berooft van onze dromen,
hoe groot mijn hart is ,
hoe groot mijn weten is,
en hoe moeilijk het is,
dit alles te vatten,
en te aanvaarden,
dat ik hier sta,
en jij aan de andere kant.
Wacht op mij,
mijn wachter,
van de poorten,
van mezelf,
wacht op mij,
mijn God.